Close

Een rijk verleden

De Romeinse keizers waren in hun vervolging van de Christenen geconcentreerd op Egypte en, speciaal op Alexandrië, om de volgende redenen:

  • Het succes van de kerk van Alexandrië en de school van Alexandrië om zelfs wijsgeren aan te trekken tot het nieuwe geloof;
  • Alexandrië was voor de Romeinen een levensbelangrijk centrum dat zorgde voor de aanvoer van de voornaamste producten naar de Romeinse hoofdstad. Om deze redenen waren de keizers bang voor elke opstand in Egypte. Constantijn beschuldigt St. Athanasius dat hij verboden had deze producten te verzenden naar Constantinopel;
  • De moed van de Egyptische Christenen en hun oprechte verlangen de kronen van het martelaarschap te verwerven, verwarde hun vervolgers, zodat Diocletianus naar Alexandrië kwam om zelf de Christenen te vervolgen.

De Kopten en het martelaarschap

De Kopten hebben volhard in hun besluit om hun jaartelling te beginnen gelijk met het begin van de regering van Diocletianus, in het jaar 284 A.D. en zij noemden het “Anno Martyri”, want tijdens zijn regering verwierf de kerk een groot aantal martelaars, die nu in de glorie van het paradijs zijn. Rond de elfde van de maand september van elk jaar vieren we het begin van de Koptische jaartelling, genoemd het feest van “El Nayrouz” in welke we het feest van de martelaars vieren, als een geestelijke voorbereiding op het begin van het nieuwe jaar.

Door dit unieke begrip, heeft de kerk van Alexandrië de wereld haar diep geestelijk geloof getoond, haar inzicht in de eeuwigheid en haar begrip van het martelaarschap. Zij ziet het martelaarschap niet als dood of iets verschrikkelijks, maar eerder als een nieuwe geboorte en een toegang tot het paradijs.

  • Belijdenis is eigenlijk een dagelijkse ervaring die elke gelovige zou moeten beleven, ook al is er geen vervolger of vijand, ook al leeft hij in een klooster of alleen als een kluizenaar of pelgrim.
  • Belijdenis is een onafgebroken deelneming in de kruisiging van Jezus. Daarom gaf St. Clemens van Alexandrië de naam “martelaar” aan een echte Christen die een echt verband met God heeft.
  • Belijdenis is een toegang tot de eeuwigheid. Daarom beschouwde Origenes de tijden van vervolging niet als harde of droevige tijden, maar als glorieuze tijdperken van de kerk.
  • Belijdenis is een uiterst conflict met Satan.
  • Belijdenis wordt beschouwd als de weg naar de totale transfiguratie van de gekruisigde en opgestane Christus in ons. Christus zelf is lijdende in de martelaren.



De Kopten en de Romeinse vervolging

De geschiedschrijvers noemen onze kerk “de kerk van de martelaren”, niet alleen om de grote aantallen martelaars van onze kerk, maar ook voor het oprechte verlangen van haar leden om gemarteld te worden. Toen hen werd verboden openlijk te bidden, vluchtten ze niet naar kloven of graven, maar deden dat openlijk in de velden. Vele Kopten reisden van de ene plaats naar de andere om de kroon van het martelaarschap te verwerven.

De golven van vervolging in Egypte zijn in de eerste eeuwen begonnen, toen de Apostel Marcus werd gemarteld door het gewone volk in hun heidense woede, terwijl hun regeerder, al was hij het er niet openlijk mee eens, het zwijgen ertoe deed.

De geschiedkundige bronnen zwegen over de vervolgingen die in Egypte plaatsvonden tot aan de tijd van de 12e Patriarch, Demetrius (191-223 A.D.), maar dit wil niet zeggen dat er geen vervolgingen in deze periode voorkwamen. Als voorbeeld kon na de dood van Corozonos (106 A.D.) gedurende drie jaren, door de vervolgingen, geen patriarch worden ingewijd. Een ander voorbeeld in de regering van de 7e Patriarch, Eumenius (129-151 A.D.), is Sint  Sophia, inwoonster van het oude Memphis in het midden van Egypte, aan haar martelingen bezweken.

In de tijd van Septimus Severus leden de Kopten zeven jaar lang onder ernstige vervolgingen.

Severus bezocht Egypte en ging naar Zuid-Egypte waar hij bemerkte dat het Christendom was toegenomen. Hij gaf opdracht aan de regeerder om de vervolging van de Christenen op te voeren en geen prediking meer toe te laten, koste wat kost. De school van Alexandrië werd gesloten en de deken, St.Clemens was gedwongen te vluchten en zijn plaats werd ingenomen door de achttien jarige Origenes.

In 205 A.D. gaf Decius in een decreet aan de regeerders van alle provinciën opdracht om de staatsgodsdienst weer in te stellen, maar in Egypte was de vervolging al reeds lang aan de gang. duizenden werden gemarteld en gedood in de steden en dorpen van het gehele land.

Onder de regering van Diocletianus, heeft een Romeinse legioensoldaat genaamd Lucuis Domitius Domitianus zichzelf “Keizer” genoemd. Toen is Diocletianus zelf naar de Egyptische kust gekomen en bestormde de stad en overwon na een belegering van acht maanden. In het jaar 302 A.D., begon hij zijn vervolging van het Christendom door elke soldaat, die niet wilde offeren aan de Romeinse Goden, uit zijn legioen te ontslaan. Diocletianus geloofde dat het hoofd van de slang in Egypte was en als hij dit daar kon verpletteren hij het gemakkelijker had met de vernietiging van het Christendom in zijn hele keizerrijk. In totaal, werden ongeveer 800.000 Christenen in Egypte omgebracht.

Het is waard om op te merken dat de vervolgingen begonnen door Diocletianus gesteund werden door Maximius Daza (305-313 A.D.), keizer van Egypte en Syrië wiens regerings periode het ergste was in het bloed vergieten dan welke periode dan ook in de hele geschiedenis van kerkvervolgingen. De martelaren van zijn rijk werden toegeschreven aan de ” Diocletiaanse vervolgingen”.


Voorbeelden van martelaren


Theodora de Maagd van Alexandrië

Ze werd opgeroepen om naar het gerechtshof te komen, in de tijd van de “Diocletiaanse vervolgingen”. Ze werd er van beschuldigd dat zij een Christin was en misschien omdat ze weigerde te trouwen met een zekere edelman. Ze werd meegenomen naar een huis van slechte zeden, maar een Christen soldaat genaamd Didymus heeft haar gered door haar zijn soldaten mantel te geven. Toen Didymus werd weg gebracht om gemarteld te worden, ging Theodora met hem mee om in zijn martelaarschap deel te nemen.


Sint Mina de Wonderdoener

De Heilige Mina is zeer bekend in zowel in het oosten als in het westen, door de vele wonderen die werden verricht door zijn gebeden voor ons. Dit is duidelijk geworden door de vele kleine kleiachtige flesjes die gegraveerd waren met zijn afbeelding en naam, welke gevonden werden door archeologen en verschillende landen in de wereld, zoals in Heidelberg in Duitsland, Milaan in Italie, Dalmatië in Joegoslavië, Marseille in Frankrijk, Dengela in Soedan en Jeruzalem.

De Heilige Mina werd geboren in het jaar 285 A.D., in de stad Niceos. Zijn ouders waren zeer vrome Christenen, zijn vader Audexios en zijn moeder Aufimia. Op het kerkelijke feest van de Heilige Maria bad zijn moeder, die geen kinderen kon krijgen, in tranen voor het Ikoon van de Maagd, dat God haar een zoon mocht geven. Zij hoorde een stem zeggende: “Amen”, en dus noemde zij haar zoon Mina.

Zijn vader heerser over een van de provinciën van Egypte overleed toen Mina veertien jaar oud was. Op zijn vijftiende diende hij in het leger en had een hoge rang dankzij zijn vaders reputatie die werd gelegerd in Algerije. Drie jaren later verliet hij het leger met het verlangen om zijn leven lang te getuigen van Christus en vertrok in de richting van de woestijn om een ander leven te leiden.

Na vijf jaren als een kluizenaar te hebben geleefd, zag hij in een openbaring, de engelen, de martelarenkronen met glanzende kronen en verlangende ernaar om met hen verenigd te zijn, haastte hij zich naar zijn regeerder om van zijn Christelijke geloof te getuigen. Zijn eindeloze beproevingen en kwellingen die hij doorstond bracht vele heidenen, niet alleen tot het geloof, maar ook naar hun martelaaarschap. Zijn lichaam werd begraven in “Marriout”, dichtbij Alexandrië. Zijn relikwie werd  ontdekt door de dochter van de koning Xenon, die genas toen ze daar had geslapen. De koning bouwde daar een kerk en een grote stad werd er gebouwd. Zieke mensen van over de hele wereld kwamen daar om genezing te zoeken. Paus Cyrillus VI bouwde daar in de omgeving een klooster op zijn naam.


Sint Rebekka

Zij en haar vijf kinderen, inwoners van het dorp “Koes”, in Zuid-Egypte gaf zichzelf over aan de regeerder van “Koes”, nadat ze al haar bezittingen aan de armen en behoeftigen had gegeven.

Heilige Rebekka’s familie was een bekende en een geliefde familie in het dorp “Koes”.

Om hen niet in “Koes” te straffen werden ze naar Armanius, de regeerder van Alexandrië, gebracht waar ze gruwelijk gemarteld werden en uiteindelijk onthoofd, en zodoende gaven ze een groot voorbeeld van de liefde van het martelaarschap.


Sint Demiana

Zij is een van de bekendste martelaren van Egypte. Zij leefde met 40 maagden in haar paleis dat als een nonnenklooster was. Tijdens het rijk van Diocletianus, wees zij haar vader Marcos, de regeerder van El-Borollos (Zaafaran), terecht voor het verloochenen van Christus en zette hem aan om het martelaarschap te zoeken. Zelf onderging zij vele martelingen en samen met de 40 maagden ging zij haar martelaarsdood tegemoet.


Sint Catharina

In de 17de eeuw, schreef Tillemont dat het moeilijk was een Heilige te vinden die meer geëerd werd dan de Heilige Catherina, de Alexandrijnse maagd, die op haar jeugdige jeeftijd van 18 jaar gemarteld werd in het jaar 307 A.D. Baronius zei dat er in zijn eigen land, België, geen stad of dorp is zonder een kerk of altaar welke ter vereniging van haar is gebouwd. Zelfs haar feest werd gevierd als een vrije dag in sommige Europese landen zoals in Engeland, in de 13de eeuw.

Men zegt dat zij verschrikkelijke kwellingen onderging en zelfs in het openbaar durfde te getuigen en te rede-twisten met de wijsgeren van Alexandrië en hen samen met vele rechters bekeerde tot het Christendom. Haar Heilige lichaam werd door engelen naar de berg Sinai overgebracht. In het algemeen wordt ze beschouwd als de patroon Heilige van scholen, misschien om haar twistgesprekken met de wijsgeren van Alexandrië. In Europa (1063 A.D.) werd een semi-kloosterorde opgericht ter ere van haar. De volgelingen van deze orde beloofden door het afleggen van een eed, kuisheid en maagdelijkheid.


Sint Mauritius en het Thebaanse  legioen

Genoemd naar Theba = Luxor dat in Zuid-Egypte ligt Dit legioen bestond uit 6600 soldaten en hun commandant Sint Mauritius.  Het was op bevel van keizer Maximianus, in 286 A.D., gestuurd om de  aanvallen van de stammen aan de westerse grenzen van het Romeinse rijk te pareren. Het legioen was dichtbij Lausanne in Zwitserland, gestationeerd. Voordat de oorlog was begonnen had de keizer hen bevolen te offeren aan de afgoden, maar dat hadden ze geweigerd. Commandeur Mauritius zond namens alle soldaten van het legioen een brief aan de keizer waarin hij hun geloof verklaarde. De keizer was woedend en gaf bevel één tiende van het legioen te martelen opdat de rest geïntimideerd zou worden. Maar toen dit niet gebeurde, beval de keizer nog één tiende van het legioen te martelen, enzovoorts, tot uiteindelijk het hele legioen was gemarteld.

Sint Verena heeft toen het legioen begeleid en de gewonden verzorgd. Na het martelaarschap van de Heilige Mauritius en het legioen, had ze zich op het ascetisme en het kluizenaarsleven toegelegd. Ze bad, vastte en bediende de vrouwen zowel geestelijk als lichamelijk, en ze leerde hen de basis van het geloof en de algemene hygiëne. Toen ze gearresteerd werd en in de gevangenisgezet, verscheen voor haar Sint Mauritius om haar te troosten. Nadat ze uit de gevangenis vrijgelaten was, zorgde ze voor de armen en de leprapatiënten. Tijdens haar sterven verscheen haar de Heilige Maria om haar te troosten en kracht te geven.


De Koptische kalender  

Ieder jaar op 11 september vieren de Kopten het begin van het nieuwe Koptische jaar. Ze noemen dit het Feest van El-Nayrouz. De Kopten beschouwen het jaar A.D. 284 als het begin van deze kalender (dus het jaar 2002 A.D. is overeenstemmend 1718 Anno Martyri ). Dit was het jaar waarin de regering van de Romeinse  keizer Diocletianus begon  met de grootste vervolging van de christelijke kerk, vooral in Egypte. Het aantal doden bereikte het aantal van 800.000 Egyptische christenen. Daarom noemen historiografen onze kerk de “kerk van de Martelaren”. Niet alleen vanwege de vele martelaren, maar ook wegens het oprechte verlangen van haar leden om  het martelaarschap te bereiken.

De  Koptische jaarindeling  is hetzelfde als de oud-Egyptische, door de oude Egyptenaren gebruikt om er de seizoenen van zaaien, oogsten, en de vloed van de Nijl mee te bepalen. De Kopten behielden de oude Egyptische maandennamen : Tut, Babah, Hatour, Kejahk, Toebah, Amshir, Baramhat, Barmoudah, Bashans, Baouna, Abib, Mesra en Nasi. De Kopten organiseerden de kalender op dezelfde oude astrologische  basis om zo de landbouwseizoenen te berekenen en daarmee de zaaiwerkzaamheden te organiseren. Het Koptische jaar is verdeeld in drie seizoenen van elk vier maanden. De drie seizoenen zijn het overstromings-, het verbouw – en het oogstseizoen. Dit stelsel is tot nu toe gebruikelijk in landbouw en bepaalt de rituelen van de kerk

De Koptische kalender was van 4241 v.Ch. tot en met 1875 A.D. de officiele kalender van Egypte. Daarna werd de kalender vervangen door de gebruikelijke Gregoriaanse kalender.


Alexandrijnse (catecheten) school

Sint Marcus, de apostel, heeft de Christelijke Alexandrijnse School gesticht. Hij werd door de Heilige Geest geïnspireerd de school te bouwen voor het christelijke onderricht met als doel het nieuwe geloof in die School stevig te laten aarden. De School was begonnen om de dopelingen het christelijke geloof te leren, opdat ze voorbereid zouden worden voor het sacrament van het H.Doopsel Later ontwikkelde de School zich en trok mensen uit verschillende landen, culturen en klassen aan. De effectieve invloed van de School werd weerkaatst op het kerkelijke leven. Zij kon de gelovigen inwijden in de religieuze wetenschappen, moedigde hen aan tot hogere studies, en bracht een groot aantal van beroemdeelijke leiders voort, waarvan velenwaardig bevonden waren op de zetel van de apostel Marcus plaats te nemen. Zij trok een groot aantal mensen uit andere landen aan waarvan velen leiders en bisschoppen in hun kerken werden. Zij bood de wereld de eerste theologische systematische studies aan, waaruit de symbolische uitleg van de Bijbel werd afgeleid.

Onder de leiders kunnen we noemen Athenagoras, Pantaenus, Clemens, Origenes, Heraclas, Dionysius, Petrus de  Martelaar, Didymus de Blinde, Athanasius de Apostolische, Cyrillus de Grote en Dioscorus.


De Oecumenische Concilieën

Zij die het eerste Oecumenische Concilie bestuderen, zien de Alexandrijnse theologische vaders als leiders en pioniers van het christelijke geloof op oecumenisch niveau. De beroemdheid van deze leiders was niet gebaseerd op politieke macht, want Egypte behoorde tot het Romeinse Rijk, en werd vervolgens, tot de verovering door de Arabieren, geregeerd door Byzantium. Ze baseerden op  hun theologische evangelische denken en op hun leven van vroomheid. De Alexandrijnse school voedde de kracht van de Alexandrijnse vaders met haar geestelijke sterkte, haar diep theologisch denken en haar bijbelstudies.

Toen de opeenvolgende golven van vervolgingen wat waren weggeëbd, en toen eenmaal de Romeinse keizers het christelijke geloof hadden geaccepteerd, namen de ongelovigen hun kans waar om hun vijandige leer te verspreiden, vooral Arius, Nestorius, Eutyches en Apollinarius.In antwoord op de ketterse ongelovigen hielden de Alexandrijnse vaders trouw vast aan hun orthodox geloof.


Paus Athanasius de Apostolicus en het Concilie van Nicea 325 A.D.

Hij werd tot patriarch gewijd in 328 A.D.  Hij presideerde gedurende 46 jaar, waarvan meer dan 17 jaar in ballingschap vanwege zijn oppositie tegen het Arianisme. In 325 A.D.werd het eerste Oecumenische Concilie in de stad Nicea gehouden wegens de verspreiding van het Arianisme, dat de goddelijkheid van Christus ontkende en van hem een schepsel maakte dat voor alle tijden, als bemiddelaar tussen God en de wereld, bestond. Het Concilie werd gehouden op uitnodiging van keizer Constantijn. Honderdachttien bisschoppen woonden het Concilie bij, onder wie paus Alexander en zijn secretaris, de diaken Athanasius. Deze laatste voerde een dialoog met Arius en zijn volgelingen en versloeg hen met zijn redeneringen en zijn theologische kennis. Hij stelde de geloofsbelijdenis op die alle Christelijke kerken vandaag de dag reciteren.


Paus Timotheus en het Concilie van Constantinopel 381 A.D.

Het tweede oecumenische Concilie werd in A.D. 381 in de stad Constantinopel gehouden op uitnodiging van Keizer Theodosius de Grote. Het Concilie, voorgezeten door Paus Timotheus van Alexandrië en bijgewoond door 150 bisschoppen, was bijeen om Macedonius te vonnissen die de goddelijkheid van de Heilige Geest ontkende. De bijwonende Vaders vulden de geloofsbelijdenis aan met de toevoeging: “Ja, wij geloven in de Heilige Geest”.


Paus Cyrillus de Grote en het Concilie van Ephese 431 A.D.

Het derde oecumenische Concilie werd in A.D. 431 in de stad Ephese gehouden, op uitnodiging van Keizer Theodosius de Kleine. Het Concilie werd door tweehonderd bisschoppen bijgewoond terwijl Paus Cyrillus de Grote van Alexandrië het Concilie voorzat.  Doel van dit Concilie was het vonnissen van Nestorius, de Patriarch van Constantinopel, die beweerde dat Christus uit twee hypostases, twee personen en twee naturen bestond. Sint Cyrillus de Grote had de natuur van Jezus Christus uitgelegd als één Natuur van het mensgeworden Woord, Hij verduidelijkte dat de goddelijkheid samen met de menselijkheid verenigd was op basis van een echte hypostasische eenheid zonder dat de ene de andere domineerde (dus de goddelijkheid had de menselijkheid niet verzwolgen, aldus Eutyches). Het Concilie heeft de Heilige Maria als de Moeder van God  “Theotokos”uitgeroepen om te bevestigen dat de uit haar geborene, het echte belichaamde Woord van God was. Er zijn twee naturen in Christus, de Goddelijke en de menselijke, maar beiden zijn een geheel gebleven. (Nestorius leerde echter dat Maria alleen de moeder is van de menselijke Persoon, derhalve kan zij niet de Moeder Gods genoemd worden.


Het Koptische kloosterleven

Het kloosterleven in Egypte werd gesticht in de vierde eeuw door de Heilige Antonius, Vader der Monniken. Vanuit Egypte heeft het zich over de hele wereld verspreid. De Heilige Antonius was de grondlegger van het kluizenaarsleven, terwijl Sint Pachomius in Zuid-Egypte het communale kloosterleven stichtte. In Wadi Natrun werd het communale kloosterleven gesticht door Sint Macarius en Sint Amoun. Niet-Egyptenaren traden in de kloosters toe, beoefenden het ascetische leven en verspreidden deze over de hele wereld.

De heilige Antonius werd ongeveer in het jaar A.D. 251 geboren in het dorpje “Kemn Elarous”, in Midden-Egypte. Op zijn 18de levensjaar,  toen hij een keer in de kerk kwam om te bidden, hoorde hij de woorden “Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, kom hier, volg Mij ” (Mattheus 19: 21). Hij verkocht alles wat hij had, liet zijn zus achter bij een tehuis voor meisjes, en ging in een hutje buiten het dorp wonen. Later ging hij naar de westelijke woestijn om daar in een stenen graf  te mediteren. Op zijn 35ste  leefde hij als kluizenaar aan de  oost-oever  van de Nijl.,daarna ging hij naar de El-“Qalzamberg”, vlakbij de Suez-golf,op die plaats gaf hij vele anderen les. Hij bezocht in  A.D 352  Alexandrië om paus Athanasius te helpen de sekte van het Arianisme te bestrijden. In 358 A.D.overleed hij.


Het hedendaagse kloosterleven

Tegenwoordig willen velen in het klooster treden, zodat het haast nodig is om verlaten kloosters weer te herstellen.

Er zijn in totaal 30 kloosters: die van de monniken bevinden zich in de woestijn, terwijl die van de  nonnen zich in de steden bevinden.

De vorige paus, Zijne Heiligheid Cyrillus VI, renoveerde het Sint Mina klooster, vlakbij Alexandrië. De huidige paus Shenouda III deed hetzelfde met het Sint Bishoy klooster in Wadi al-Natrun, waar hij elke week een paar dagen doorbrengt omdat hij het kloosterleven erg lief heeft.


De Koptische kerk en de prediking

Georganiseerde groepen, losse mensen, monniken, priesters, handelaars, soldaten en gewijde meiden gingen naar alle werelddelen om de evangelieën te verspreiden.

Enkele voorbeelden van deze zendingsactiviteiten zijn:

  • Noord-Afrika, waarin Pentapolis in de derde eeuw een kerk werd gesticht die miljoenen bekeerlingen telde. Zij bracht o.a. de ook in het westen bekende kerkvaders Augustinus en Tertulianus voort;
  • Nubië (nu Zuid-Egypte/Noord-soedan),waar christelijke kerken en kloosters van de zesde tot de zestiende eeuw floreerden;
  • Ethiopië en Eritrea, waar de Egyptische patriarch Sint Athanasius, de eerste bisschop, Frumentius, in het jaar 330 wijdde. Deze bisschop wordt in Ethiopie ook wel ‘Abba Salama Kashata Berhan’ genoemd, hetgeen betekent Vader van vrede en boodschapper van het licht’. Deze benaming is sindsdien een titel geworden voor elke opvolger van bisschop Frumentius;
  • Ierland, de Egyptische monniken hebben kloosters gesticht volgens de leer van de Egyptische monnik Sint Pachomius en van waaruit het Evangelie werd verspreid, o.a. naar het noorden en westen van Europa.


De kerk en het Concilie van Chalcédon

Tijdens het Concilie van Chalcedon, in het jaar 451A.D. hield de Koptische kerk vast aan de leer van de Sint Cyrillus de Grote  over Christus: één natuur van het uit twee naturen belichaamde  Woord Gods.

Een paar belangrijke feiten :

  • Eén natuur  om Christus’ eenheid te bevestigen, dit stond tegenover de leer van Nestorius, die beweerde dat Christus twee naturen had.
  • De twee naturen zijn niet vermengd maar zijn een geheel zonder dat één daarvan verloren ging. Dit is een antwoord op de leer van Apollonarius en Eutyches. De eerste ontkende dat Christus een menselijke ziel had, de tweede beweerde dat de Goddelijkheid de Menselijkheid had verzwolgen.
  • De ene natuur is dus echt een geheel van Goddelijkheid en Menselijkheid, zonder vermenging of verwarring en dit is de leer die de  Koptische kerk uitriep. Het klopt dus niet om de Koptische kerk “monofysitisch” te noemen, volgens de ideeën van Eutyches.

Patriarch Dioscorus spande zich op het Concilie in om het ware geloof te bewaren. Het Concilie had echter ook politieke doelen: het wilde het patriarchaat van Constantinopel dat van Alexandrië laten overheersen.


De kerk en de Byzantijnse heersers

De Byzantijnen  benoemden hun eigen patriarch in Alexandrië, die echter door de Kopten niet erkend werd. Er ontstonden dus twee kerkelijke hierarchieën naast elkaar, en dit leidde tot onderdrukking en martelaarschap. De Koptische patriarch was soms gedwongen zich in kloosters of in de woestijn schuil te houden. De Byzantijnen oefenden  grote druk uit op de Kopten om hun geloof en hun kerkelijke hierarchie  naar hun kerkopvatting te veranderen.


De Arabische verovering

Met de komst van de Arabieren in 641 A.D.  werd het Byzantijnse juk opgeheven. De gouverneurs die door de Kalief (de Islamitische machthebber ) naar Egypte gezonden werden,  bleven echter maar maximaal twee jaar op hun post, omdat de Kalief bang was dat Egypte te onafhankelijk zou worden. In die korte tijd konden ze het nationale belang niet behartigen noch zorgen voor economische groei. Ze beperkten zich tot belastingoverdracht aan de Kalief en hielden een deel ervan in hun zakken. Het gevolg hiervan was dat het land armer werd en dat de belastingdruk op de christelijke bevolking zwaarder werd. De geestelijken werden ook gedwongen te betalen, anders zou de patriarch gevangen genomen worden.

Tussen 739 en 773 A.D. waren er vijf revoluties tegen de belastingdruk. Dit gaf de niet-Egyptische Kalief weer de mogelijkheid de maatregelen nog eens extra aan te scherpen.

De bibliotheek van Alexandrië was door de Arabische veroveraar ‘Amr ibn al-‘As in brand gestoken omdat de Kalief had gezegd: “Als de boeken dezelfde inhoud hebben als de “Qur ‘an”,  hebben we ze niet nodig. Staat er wat anders in, dan moeten  ze in brand worden gestoken.”


De Fatimiden

In 972 A.D. stichtte Al Mu’iz le-Din Allah Alfatimi het Fatimidenrijk in Egypte, zich uitstrekkend van Marokko tot Syrië. Kairo werd de hoofdstad. Hij liet zijn joodse minister Ibn Kalas tegen  de Koptische patriarch  Abram Ibn Zaraa zeggen dat “Voorwaar, ik zeg u wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt, het zal hem geschieden “; “als hij geloof had als een mosterdzaadje” (Marcus 11: 23; Matteus 21: 21). De Kalief vroeg de Paus de Muqattamberg in Kairo te verplaatsen. De paus vroeg drie dagen bedenktijd, ging samen met de geestelijkheid naar de Mu’allaqa-kerk en gaf de gelovigen opdracht drie dagen te vasten. Op het eind van de derde dag viel hij in slaap en  zag  de Heilige Maagd Maria in een visioen. Zij bracht hem naar een diepgelovige man, Sam’an al-Kharaz. Hij ging met de geestelijkheid en de minister naar de berg. Daar baden ze, en zongen “Kyrieleison”  en toen bewoog  de berg! Daarop gaf de gouverneur opdracht om de Heilige Mercoriuskerk in oud-Caïro te renoveren. Er wordt gezegd dat hij zich bekeerde tot het christendom, en in de Abou Serga kerk in Oud-Caïro gedoopt werd.


De Kruisvaarders

De eerste Kruistocht vond plaats van 1096 tot 1099 A.D., nadat de Roomse paus Urbanus ll de Europese heersers ervan had overtuigd om een campagne in de naam van het ‘kruis’ te starten om het Heilige land op de moslims te heroveren. De Kopten werden zondebok: de moslims dachten dat ze met de Europeanen zouden samenzweren, terwijl de Europeanen vonden dat de Kopten monofysitische ketters waren. Toen de kruisvaarders Jeruzalem veroverd hadden, lieten ze de Kopten dan ook niet toe, bewerend dat ze ketters waren.

De islamitische heerser Salah al-Din al-Ayubi slaagde erin de kruisvaders te verdrijven. Hij stichtte de Ayubiden – dynasty. Dit was een tijdperk van stabiliteit en rechtvaardigheid.

In 1250 A.D. kwamen de “Mamlukken” aan de macht. Zij waren van oorsprong slaven. Nu namen ze de administratieve en financiële posten van de Kopten in. Deze periode werd gekenmerkt door geweld en conflicten, die tot armoede leidden. Soms werden Kopten door de Sultan van hun geld beroofd, terwijl op andere tijden de Sultan hen juist belangrijke posten gaf.


De Turkse tijd

In 1517 A.D. kwam de Turkse Sultan Selim al-Awwal Egypte binnen. De Turken beroofden Kopten van hun geld. De drie eeuwen die volgden werden gekenmerkt door politieke isolatie, sociaal verval en armoede.  Egypte “stond niet meer op de kaart, behalve haar piramides.” De bouw van kerken werd sterk beperkt, en de belasting die de Kopten moesten betalen werd verhoogd.


De Franse inval

Napoleon bezette Egypte van  1798 tot 1801A.D. Hij sympathiseerde met de moslims, want hij wilde een groot rijk in het Midden-Oosten stichten. Hij was niet vijandig tegenover de Kopten, maar gaf hun geen gelijke rechten, omdat hij de moslims te vriend wilde houden.


De negentiende eeuw

Mohammed Ali, de heerser na de Franse bezetting, gaf de Kopten geen gelijke rechten. Hij verhoogde juist de belastingen. Maar de Kopten bleven loyaal aan hun vaderland: toen de Russische keizer een gezant stuurde naar de Koptische paus Botros al-Gawly, met de boodschap dat de orthodoxe Kopten onder de bescherming van de Russische keizer mochten vallen, vroeg de paus de gezant: “Leeft de keizer voorgoed?” Op het ontkennende antwoord zei de paus: “Onze kerk staat onder bescherming van de eeuwige God.”

In de tijd van de heerser Sa’id werden de belastingen voor de Kopten opgeheven. Er kwam vrijheid van geloof en ze mochten vrij kerken bouwen en renoveren. Ook moesten ze in dienst. De paus in die tijd was Cyrillus IV, de “Vader van de Hervorming”. Hij streefde naar kerkhervormingen en beëindigde het conflict tussen de Egyptische en de Ethiopische kerk.

De heerser Ismail was de meest tolerante. Belangrijke staatsfuncties werden aan de  Kopten gegeven. In 1866 traden twee Kopten toe tot de Maglis al-Shuri, het Egyptische parlement. Kopten waren soms belangrijke handelaren en geldbeleggers.

Tawfiq volgde Ismail op. In 1879 A.D. begon de Orabi-opstand. Kopten en moslims kwamen gelijkelijk in opstand tegen de Engelse overheersers. Ze steunden samen het leger, en de paus Cyrillus V steunde samen met de Azhar-sheik deze Orabi.


Sint Abram, bisschop van Al-Fayoum

Hij werd in 1881 A.D. tot bisschop benoemd. Hij reserveerde een verdieping van zijn residentie voor opvang aan de armen en zieken en begeleidde hen. De gelovigen hadden geld verzameld dat ze aan de bisschop gaven om een nieuwe residentie te bouwen. Hij gaf het geld echter aan de armen en zei desgevraagd: “Ik heb voor jullie een huis in de hemel laten bouwen.” Deze bisschop bad veel. Hij verrichtte honderden wonderen. Hij las elke veertig dagen de hele Bijbel, en gaf elke avond Bijbeluitleg.


De twintigste eeuw

In de twintigste eeuw kenmerkte de Koptische kerk door de volgende gebeurtenissen :

1.  In het begin van de eeuw bezetten de Britten  Egypte. Zij hadden er belang bij conflicten tussen de Kopten en de moslims te veroorzaken. De Kopten echter bleven loyaal aan Egypte en speelden een belangrijke rol in de onafhankelijkheidsstrijd. Deze begon in 1919 A.D.en werd hard onderdrukt. De leider Sa’ad Zaghlul  zei: “Als de Kopten niet loyaal waren geweest, was de campagne tegen de buitenlanders anders verlopen en hadden de Kopten, in plaats van varbanningen  en arrestaties, juist goede banen gehad;

2.  De Koptische kerk was bekend met haar patriottisme ondanks dat zij niets met politiek te maken had. Zij hield echter vast aan haar geestelijke taak om goede burgers te maken;

3.  Het hoogtepunt was de oprichting van zondagsscholen door de diaken Habib Girgis. Dit werd een hoeksteen van het kerkelijk leven;

4.  De Koptische  kerk ging in dialoog met andere kerken: ze werd lid van de Wereldraad van kerken, en ook van de Midden Oosten-  en Afrikaanse equivalenten. Daar ontmoette zij  ook de niet-Chalcédonische en Protestantse kerken;

5.  Eind jaren zestig kwam de emigratie van Kopten naar, vooral, Amerika, Canada en Australië op gang. Ook gingen sommigen tijdelijk naar Europa, en naar sommige Arabische en Afrikaanse landen. De moederkerk moest zich dus nu ook buiten Egypte voor haar gelovigen inspannen.